04/08/2015
In dit blog houd ik een pleidooi voor goed leraarschap. Voor de leraar die zinvol onderwijs maakt dat uitdagend is. Die zijn vak op ‘niveau’ aanbiedt en af stemt op de verschillende leerlingen. Die ze laat excelleren!
Leerlingen zeggen vaak dat ze bij de ene leraar meer leren dan bij de andere. Dat verwijst niet alleen naar de didactische, maar ook naar de pedagogische kwaliteiten van leraren. Leerlingen willen ‘gezien’ worden en ‘op niveau’ worden aangesproken. Dat vraagt meer dan onderwijs ‘van-les-naar les’, waar vooral de docent aan het werk is. Het vraagt om echt leraarschap dat begint met kijken naar en interesse hebben in de leerlingen die je voor je hebt. Om te zien wat hun onderwijsbehoefte is, wat ze wel of nog niet in huis hebben. Om vervolgens je onderwijskundige maatregelen te nemen, waardoor je in staat bent om in je lespraktijk rekening te houden met de verschillen tussen hen.
Op deze manier doe je er als leraar echt pas toe, nu en in de toekomst.
Natuurlijk, je denkt wellicht: ‘makkelijker gezegd dan gedaan’.
Toch is het voor iedereen mogelijk om te differentiëren in de les. Je kunt het small, medium of large doen. Wat voor leerlingen geldt, geldt ook voor leraren. Ook zij verschillen onderling.
In deze blog schets ik drie manieren om te differentiëren. Aan jou om te bepalen welke manier bij je past.
‘Small’ differentiëren
Begin eens te experimenteren met de inrichting van je lokaal en het groeperen van je leerlingen. Met een busopstelling organiseer je afhankelijkheid en uniformiteit. Leerlingen wachten af tot jij wat doet. Zet je tafels eens in een groepjes. Dat nodigt uit om zelf aan de slag te gaan en samen te werken. Zet groepjes leerlingen waarvan jij dat nodig vindt dichtbij jou, in de buurt of op afstand.
Bij ‘small’ differentiëren is je onderwijs leerstofgericht en docent gestuurd. De inhoud van je vak en de leerprestaties bepalen wat je doet. Je lessen kennen een vaste structuur: bijvoorbeeld huiswerk nakijken, uitleg geven, zelfwerkzaamheid .
Differentiëren gebeurt vooral op proces, minder op inhoud en product. Leerlingen doen min of meer hetzelfde, maar een deel van de les kunnen ze in verschillend tempo werken, met meer of minder hulp van jou of van elkaar. Je kunt ze ook laten kiezen hoe ze de stof doorwerken. Moeten ze alle opgaven maken, mogen ze in plaats van de vragen te maken, de stof ook samenvatten of mondeling bespreken met jou? En moet iedereen trouwens jouw instructie volgen?
Wat je wilt is dat leerlingen actief bezig zijn en dat zichtbaar wordt wat ze wel of niet kunnen of begrijpen, je onderneemt leeractiviteiten die het leren zichtbaar maakt. Niet door het geven van een toets of proefwerk, maar door een didactische aanpak. Zo krijg je zichtbaar wat de verschillende onderwijsbehoeftes zijn.
De ervaring leert dat je eigenlijk maar drie basiswerkvormen in huis hoeft te hebben waarmee je leerlingen kunnen activeren. Dat is niet veel. De rest is een ‘variatie-op-een-thema’.
Bij ‘small’ differentiëren maken activerende werkvormen en zelfstandig werken het mogelijk voor jou om te observeren en gerichte leeractiviteiten in te zetten voor individuele leerlingen of groepjes.
‘Medium’ differentiëren
Je maakt je onderwijs meer ‘op maat’. Naast instructie geven ben je hier veel meer bezig als begeleider. Je onderwijs is meer flexibel. Je denkt niet meer ‘per les’, maar in les- of leertrajecten. Het ‘leerarrangement’ geeft vorm aan de verschillen in onderwijsbehoefte en richt zich niet alleen op de cognitieve leerdoelen, ook op socialisatie en persoonlijke ontwikkeling .
Door de grote afwisseling in werkvormen spreek je verschillende leerstijlen, intelligenties, voorkeuren van leerlingen aan. Bovendien daag je ze uit om op hun eigen niveau te presteren.
De leerinhoud en planning(ruimte) van leeractiviteiten worden in een studieplanner zichtbaar gemaakt. Leerlingen (vaak in groepjes) kunnen hun eigen route plannen.
Een deel van het werk uit de methode gebeurt zelfstandig . Leeractiviteiten in de les zijn onder andere gericht op het checken van voorkennis en van het zelfstandig gemaakte werk, op verwerking en het opleveren van (tussen)producten.
Je hebt aandacht voor positieve groepvorming. Het sociale systeem is leerinhoud: voelen leerlingen de ruimte om anders te mogen zijn?
‘Large’ differentiëren
Het omgaan en benutten van verschillen is op alle lagen van de school te zien; in de visie van de school, de lessen, de teams, HRM, logistiek. Het differentiëren is niet enkel jouw opdracht als individu, maar onderdeel van de totale schoolontwikkeling.
Je maakt je onderwijs ‘op maat’ en levensloopgericht. Je vormt samen met het (kern)team, leerlingen en ouders een leergemeenschap.
Elke leerling doet eigen leeractiviteiten op eigen niveau, leert zijn eigen ontwikkeling te sturen en wordt daarbij ondersteund door jou èn het (kern)team, de peergroep èn de ouders. Het onderwijs richt zich op cognitieve ontwikkeling, socialiseren en de persoonlijke ontwikkeling. De methode is niet sturend maar een van de bronnen waarmee wordt gewerkt.
Positieve groepsvorming is voorwaarde voor leren.
Leerlingen werken in heterogene groepen; bijvoorbeeld niveaugroepen, interesse groepen, multi dimensionele klas. Ze zijn zelf in staat om te kiezen waar, met wie en hoe zij leren, vanuit intrinsieke motivatie en ambitie.
Door: Otto de Loor